Tweespraak – Psychotherapeut Rob van Boven en psycholoog Luuk Mur praten over …ze verkloten je, je pa en ma

Tweespraak – Psychotherapeut Rob van Boven en psycholoog Luuk Mur praten over …ze verkloten je, je pa en ma

In de serie Tweespraak praten Rob en Luuk over een al of niet actueel onderwerp. Vandaag is het thema de gebeurtenissen in een afgelegen boerderij in Ruinerwold.
Luuk: Eind jaren zeventig van de vorige eeuw vond onze studievriend Martin* ineens de waarheid. Hij kwam uit een streng gereformeerd gezin, waarin een hardvochtige religieuze opvatting gecombineerd werd met een autoritaire, geen tegenspraak duldende vader. Niet alleen de schoolprestaties van de ijverige, intelligente Martin waren in de ogen van vader nooit goed genoeg, het hele ‘zijn’ van de mens in het algemeen en Martin in het bijzonder waren volgens hem doordesemd met zonde. Martin wilde zich los maken van deze achtergrond, net zoals wij daar op onze eigen manier allemaal mee bezig waren.
In onze tweespraken staat vaak het thema ‘geloof’ centraal. Op basis van ervaringen nemen mensen (kinderen) een beslissing over hoe de wereld in elkaar zit. Het wordt hun ‘geloof’, al of niet religieus, dat ervaren en verdedigd wordt als de waarheid. De Engelse dichter Philip Larkin lichtte de rol van de ouders in de ontwikkeling van zo’n waarheid in een gedicht toe.
They fuck you up, your mum and dad.
They may not mean to, but they do.
They fill you with the faults they had.
And add some extra, just for you.
Je wordt met de beste bedoelingen opgevoed, maar vervolgens ben je een groot deel van je leven bezig om je van de gevolgen ervan te bevrijden.
Martin ging psychologie en filosofie studeren. Vooral de filosofie van Sören Kierkegaard sprak hem aan.
“Om de waarheid te ontdekken wordt afzijdigheid van de kudde vereist. En dat alleen al is genoeg om de mens banger te maken dan de dood. Want de mens is een kuddedier”.
Een schaap was hij zeker niet en wanhopige angst kende hij maar al te goed.
Voor Kierkegaard is liefde de essentiële bouwsteen voor menselijke relaties. “Hoop alles, geef geen mens op, want hem opgeven betekent: je liefde voor hem opgeven. En als je je liefde voor hem opgeeft, dan houd je er zelf mee op een liefdevol mens te zijn”.
Martin maakte kennis met volgelingen van de Verenigingskerk, die onder leiding stond van dominee Moon en zijn vrouw. Moon vertelde zijn volgelingen dat Jezus aan hem was verschenen in zijn jeugd. En Jezus vroeg hem toen om zijn taak af te maken, omdat het hem niet gelukt was, vanwege het ongeloof van de mensheid. Moon richtte de Verenigingskerk op en deze kreeg als missie een wereldwijd netwerk van liefde te vormen, een rijk waarbij we allemaal broeders en zusters zijn, waar geen plaats is voor discriminatie en ongelijkheid. De mensheid zou de schuld aan God terug betalen.
Dit gedachtengoed was voor Martin de oplossing. Welke argumenten we ook gebruikten, hij stopte zijn studie abrupt en ruilde zijn vriendenkring in voor een nieuwe community, de volgelingen van dominee Moon.

Een schaap was hij zeker niet en wanhopige angst kende hij maar al te goed.

Rob: Als kind leren we de wereld begrijpen door de ogen van onze opvoeders. Wat zij zeggen en doen is voor een belangrijk deel aangestuurd door hun aangeleerde levensopvatting oftewel geloof. Het door ons zelf ontwikkelde geloof bepaalt de ‘bril’ die we op hebben, als we naar de wereld en onszelf kijken.
Als onze opvoeders op een wijze met ons omgaan waardoor we ons welkom en veilig voelen, dan zullen we een geloof ontwikkelen dat we welkom zijn en veilig ons zelf kunnen blootgeven. Bij dit geloof staan we niet stil, we beleven het als vanzelfsprekend.
Als we daarentegen opgevoed worden in een context van onwelkom zijn en dat het niet veilig is om met jezelf voor de dag te komen, dan gaan we een geloof over onszelf ontwikkelen dat daarbij hoort. We identificeren ons dan met een geloof dat zelfverwerkelijking en relatie-verwerkelijking remt. Ook een dergelijk geloof hanteren we als een feit. We ontwikkelen een overwegend positief dan wel negatief geloof over onszelf en over onze wereld. Dit zelfde geloof zal in principe in grote lijnen ook bij onze opvoeders de leidraad voor hun leven zijn geweest.
Als kind is er in eerste instantie geen twijfel over de juistheid van de non-verbale en verbale acties van onze ouders, omdat we enerzijds als kind nog geen eigen referentie hebben en anderzijds omdat we als kind nog niet relationeel kunnen denken en daardoor alles op onszelf betrekken.
Een bijzonder aspect van ons geleerde geloof is dat het zeer stabiel is. We kijken door het raamwerk van ons geloof naar onszelf en naar de wereld en kunnen innemen wat past in dat geloof en dat wat niet past wordt geherdefinieerd, zodat het weer past. Iemand met een geloof van ‘ik ben niet om van te houden’ zal liefdevolle reacties herdefiniëren, zodat het weer klopt met zijn geloof. Mogelijke herdefiniëringen bij dit geloof zijn ‘degene die lief naar mij doet kent mij niet echt’ of ‘dat zegt hij tegen iedereen’ of ‘hij wil wat van mij’.

In het voorbeeld van onze studievriend kan het zo zijn dat hij als kind een geloof ontwikkelde van “ik ben machteloos in verbinding met een belangrijke ander”.

Als volwassene kunnen wij wel een besef ontwikkelen dat wat we geloven niet klopt. Dat helpt echter niet om los zijn van wat we geloven. De ban van het geloof blijft loeren. Vaak proberen we dat wat we geloven, als het negatief over onszelf is, te ontkrachten. In feite onderhouden we daarmee ons geloof enkel. We willen onszelf en anderen bewijzen dat we wel belangrijk zijn, terwijl we geloven niet belangrijk te zijn. Alles wat we doen om belangrijk te worden, vertelt dat we nu niet belangrijk zijn.
We zijn ook in staat een tegengif geloof te ontwikkelen, een tegenovergesteld geloof van wat we in eerste instantie zijn gaan geloven. In het voorbeeld van onze studievriend kan het zo zijn dat hij als kind een geloof ontwikkelde van ‘ik ben machteloos in verbinding met een belangrijke ander’. Dit als gevolg van het streng gereformeerde geloof gedicteerd door zijn dictatoriale vader en wellicht geflankeerd door zijn vrouw die zich machteloos achtte een eigen standpunt in te nemen. Als puber en adolescent heeft hij zich uit de ban van het gezin willen vechten door geloofsondeugend gedrag te gaan vertonen om een geloof te kunnen ontwikkelen van ‘ik ben een vrij mens’.
Wellicht had dit vechten om een vrij mens te worden met betrekking tot zijn gezin van herkomst als jong volwassene geen noodzaak meer. Dit gezin had geen vat meer op hem. Zijn vechtlust had daardoor geen object meer. Voor zijn geloof ‘ik ben machteloos in verbinding met een belangrijke ander’ was vechten om vrij te worden en zich daarin machtig te voelen geen tegengif meer. Als onze studievriend zelf belangrijke relaties aangaat werkt macht voelen door je los te maken niet meer.
Mogelijk in een poging om zijn geloof op een andere manier te ontkrachten eiste onze studievriend van mensen, die van hem afhankelijk waren, dat ze hem onvoorwaardelijk volgden. Eisen gerechtvaardigd door sektarische ideeën met het effect dat hij verder ging in de voetsporen van zijn vader. De toekomstige kinderen die van hem afhankelijk zouden worden, zullen eveneens een geloof ontwikkeld hebben van ‘ik ben machteloos in verbinding met een belangrijke ander’.
Luuk: Trauma’s worden onbedoeld doorgegeven naar de volgende generatie. De betekenis van boeddhisme en inzicht gevende psychotherapie is dat het wegen zijn om je uit de cirkelgang van het bestaan te bevrijden. Ik blijf wel met de vraag zitten wat het verschil is tussen een sekte zoals de Verenigingskerk en een strenge, de persoonlijkheid destabiliserende, religie.
*De naam Martin is gefingeerd.