Het hanteren van verschillen van mening is ook een vaardigheid.

Het hanteren van verschillen van mening is ook een vaardigheid.

Veel relaties eindigen in een scheiding en het komt met regelmaat voor dat het uitloopt op een vechtscheiding. Het lukt dan niet meer om met elkaar goede afspraken te maken, bijvoorbeeld over de opvoeding van de kinderen. Het verloop van een vechtscheiding is vaak traumatiserend voor zowel de kinderen als de vechtende ouders. Wat een intieme relatie was, wordt een gevecht met als inzet de vernietiging van de ander. Luisteren naar elkaar doet met alleen nog om verder te kunnen polariseren. Omstanders, familie, vrienden, bekenden worden betrokken in het proberen buiten te sluiten van de persoon die ooit zo dichtbij stond. Er wordt niet meer nagedacht of er misschien zinnige informatie is in hetgeen de ander naar voren brengt, alles wordt ingezet om die ander juist te ondergraven. Geen enkel dier bezorgt een soortgenoot pijn puur en alleen om ellende bij die ander te veroorzaken. De mens doet dat wel.

Ook in de politiek kan men vaak niet goed omgaan met verschillen van mening. Men luistert niet naar de ander om deze goed te begrijpen, maar juist om de ander te kunnen ondermijnen. “Uw tijd komt nog wel, want er komen tribunalen”, beet het ene kamerlid het andere in woede toe. Het was de volgende stap in de vijandigheid naar tegenstanders in de tweede kamer.

Met elkaar over iets verschillen in visie of standpunt is vaak lastig en zeker als er sprake is van wederzijds ongenoegen. We gaan in veel gevallen met verschillen op zo’n manier om dat mogelijke verbondenheid zich verdunt. We creëren door de wijze van het hanteren van verschillen juist vaak vergroting van afstand. Het lijkt erop dat we verschillen bezien alsof er een kloof is tussen mensen. Die vermoedde kloof zou opgeheven kunnen worden als de ander zijn standpunt verlaat en mijn standpunt overneemt of dat ik mijn standpunt loslaat en meega met de ander. In de eerste optie ga ik strijden en in de tweede optie ga ik me aanpassen. 

Bij de eerste optie loop ik kans dat de ander ook gaat strijden om zijn standpunt te verdedigen. Beiden zullen zich niet erkend achten door de ander en zullen dan bezig zijn opdat de ander hun standpunt zal gaan erkennen. In deze strijd stellen zij zich daarmee afhankelijk van elkaar op en hebben geen oog voor het standpunt van de ander. Niet gezien worden door elkaar zal de strijd doen toenemen, omdat uiteindelijk de strijd niet meer gaat om de inhoud maar om erkend te worden door de ander in het eigen standpunt. Politici hebben zichzelf uitgeselecteerd in hun favoriete overlevingsstrategie van strijden, het is hun grondhouding. Bij liefdesrelaties zijn de overlevings-strategieën meer verdeeld. Hier is de tweede optie, naast strijden, ook te vinden.

Bij de tweede optie geeft een van de twee het eigen standpunt op waardoor er ogenschijnlijk de verbondenheid gered is, maar degene die het eigen standpunt heeft opgegeven heeft een afstand gecreëerd in zichzelf en daarmee wordt het contact met de ander een schijnverbinding. Het heeft een consequentie als een van de twee partners in de relatie meer inzet op aanpassen met weglating van eigen wil. Regelmatig zal door oplopende interne spanning, vanwege wegcijferen van eigenheid, een emmer overlopen. Als de emmer overloopt is er grote kans dat om zichzelf niet weg te cijferen nu de ander weggecijferd moet worden en het er alleen om gaat wat ik wil. Dit kenmerkt vechtscheiding.

Zowel bij strijden als bij aanpassen hebben mensen een geloof geleerd dat SAMEN niet bestaat. Samen in die zin dat je in verbondenheid met een ander er ruimte is voor ieders eigenheid. Dat er dus ruimte is voor verschillen, zonder dat dat een bedreiging zou zijn, enerzijds voor een eigen visie of standpunt en anderzijds ook geen bedreiging voor de verbondenheid. Vanwege deze geloofsvergissing is het bij verschillen tussen mensen veelal: ik heb gelijk of de ander, strijden of aanpassen. Als we echter de verschillen er kunnen laten zijn en dat constateren, kunnen we vervolgens elkaar bevragen op welke aannames onze standpunten gebaseerd zijn. Deze wederzijdse actieve interesse maakt het mogelijke elkaar meer te leren kennen, hetgeen verbondenheid versterkt. Naast deze interesse kan ook blijken dat er meer overeenkomsten zijn in de aannames dan eerder gedacht was. Misschien kan het leiden tot een ander gemeenschappelijk standpunt dan beide mensen los van elkaar hadden.

Een kloof, het niet voor elkaars meningen kunnen en willen openstaan, zien we nu overduidelijk bij de discussie over hoe we zouden moeten omgaan met het Coronavirus. Mede door gebrek aan leiding beginnen de tegenstanders elkaar steeds vijandiger te benaderen. Er wordt vanuit gegaan dat het probleem bij de ander ligt en niemand lijkt zich af te vragen waar we met elkaar in vredesnaam mee bezig zijn. We zwelgen in ons eigen gelijk en verbondenheid is een afwezige drijfveer.