Niet iedere hulpvraag is een zorgvraag.

Niet iedere hulpvraag is een zorgvraag.

Verslag bijeenkomst ‘Normaliseren in de jeugdzorg, hoe doe je dat?’ Door Bert Wienen (van: LinkedIn).

Door Bert Wienen.

Het beroep op jeugdzorg maakt een pijlsnelle groei door. Maar moeten al die hulpvragen ook daadwerkelijk beantwoord worden met hulptrajecten door jeugdhulpprofessionals? In antwoord hierop zetten gemeenten in op normalisering, met als kernidee de acceptatie dat het leven nu eenmaal niet altijd rimpelloos verloopt. Is dat realistisch?

Succes hoort niet de norm te zijn

Natuurlijk moet jeugdhulp beschikbaar zijn voor kinderen en jongeren die dat nodig hebben, benadrukt Bert Wienen tijdens de door Divosa en het Nederlands jeugdinstituut (NJi) georganiseerde bijeenkomst ‘Normaliseren in de jeugdzorg, hoe doe je dat?’. Maar als onderzoeker en als adviseur van gemeenten en het onderwijs over het jeugddomein en normalisering ziet hij dat we veel te veeleisend en competitief zijn als het gaat om het levensgeluk van onze jeugd. ‘We leven tegenwoordig in de overtuiging dat iedereen moet en zal slagen.’ 

Dat een continu opperste staat van geluk bijna als een recht wordt ervaren, illustreert hij met een psychologiepraktijk die adverteert met een slogan die ‘weer feest in je bovenkamer’ belooft. Waar het niet onmiddellijk lukt om volgens de normen succesvol te zijn, zoeken we de oorzaak vaak buiten onszelf. Wienen: ‘Een medisch label of een behandeling wordt dan al gauw in dank aanvaard. Maar een kind dat het bijvoorbeeld wat minder goed doet op school, heeft niet meteen een aandoening waarvoor een behandeling nodig is!’

Medicaliseren van problemen

Het medicaliseren van problemen bij jongeren is in zekere zin kiezen voor een ‘gemakkelijke’ oplossing. Als je het medisch maakt, stelt Wienen, dan betekent het dat je eerst eens met z’n allen gaat wachten op een diagnose en daarna op een daarbij passende behandeling die een vast pad volgt van A naar B. Als ouder of als school geef je op die manier de aanpak van het probleem en de regie uit handen. Maar het is sterk de vraag of dit het beste antwoord is. Bovendien leidt het er toe dat meer kinderen en jongeren dan nodig het label van een stoornis krijgen en opgroeien met het idee dat ze ziek zijn. En ze komen soms moeilijk van het label af. Normaliseren is ook daarom een urgent vraagstuk.     

Bert Wienen
Bert Wienen (fotografie: Nadine van den Berg)

‘Anders-helpen voor hulpverleners’

Beleidsmedewerker Iris Sterkenburg van de gemeente Pijnacker-Nootdorp herkent dit beeld: ‘Er wordt steeds meer een beroep gedaan op jeugdhulp. We maken het mee dat bijvoorbeeld een moeder vraagt naar een doorverwijzing voor een psycholoog voor haar dochter vanwege liefdesverdriet. Daar moeten we echt anders naar gaan kijken.’ Belangrijk uitgangspunt voor normalisering is dan ook het besef dat een hulpvraag niet altijd een probleem is waar een traject bij hoort. Veel dingen die we meemaken horen bij het ‘normale’ leven. Dat vraagt om een andere focus en oplossing voor sommige jongeren en hun ouders, maar zeker ook voor de jeugdhulpverlening, denkt Sterkenburg.

Leidende principes

Net als veel andere gemeenten kampt Pijnacker-Nootdorp met een oplopende vraag naar jeugdhulp en – daaraan gekoppeld – oplopende kosten. Verantwoordelijk wethouder Marieke van Bijnen en Iris Sterkenburg hebben het afgelopen jaar nauw samengewerkt om het normaliseringsvraagstuk verder te onderzoeken en antwoorden voor Pijnacker-Nootdorp te formuleren. Dat heeft geleid tot de notitie ‘Leidende principes voor normaliseren en de-medicaliseren’, waarmee de gemeente een andere visie op jeugdhulp concretiseert. Met de notitie wil de gemeente duidelijkheid scheppen in wat wel en niet onder jeugdhulp wordt verstaan, beter passende en gerichtere jeugdhulp aanbieden en inwoners meer verantwoordelijkheid geven.

In samenspraak met de gemeenschap is aangescherpt wat wel en niet onder jeugdhulp valt 

Om de notitie te baseren op gedeelde kennis en noties, hebben Sterkenburg en Van Bijnen het participatietraject dat er aan ten grondslag ligt, samen opgepakt. Ze zijn daarvoor eerst open in gesprek gegaan over dit vraagstuk met de gemeenteraad, gemeentelijke afdelingen in het sociaal domein, juristen, contractmanagers en beleidsmedewerkers.

Extern hebben ze met alle schooldirecteuren gesproken, met organisaties, jeugdgezondheidszorg, vrijwilligers uit verschillende organisaties, ouders en – niet te vergeten – jongeren. Zo zijn in samenspraak met de gemeenschap de leidende principes tot stand gekomen. Van Bijnen: ‘Dit vanuit het idee dat het heel normaal is dat opgroeien een proces is dat gepaard gaat met vallen en opstaan. Onze insteek daarbij is: de hulpvragen vanuit onze inwoners zijn écht. Maar hoe kunnen we de lichte hulpvragen anders en lichter beantwoorden? En daarbij steeds voorop: wat helpt onze kinderen en hun ouders? Welke inzet maakt echt het verschil? Daarbij maken we gebruik van wat we weten uit onderzoek, bijvoorbeeld van het Nederlands Jeugdinstituut.’

Pijnacker
Marijke van Bijnen en Iris Sterkenburg (fotografie: Nadine van den Berg)

ADHD of hongerprikkel?

Dat het gesprek hierover in dialoog met de hele samenleving gevoerd dient te worden, staat ook voor Bert Wienen vast. De school is een plek waar door allerlei oorzaken die medicalisering een belangrijke rol speelt. Door de steeds nauwere samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp – die soms ook echt nodig is – zijn ook de medicaliserende principes de school binnengekomen. Maar bij vermoedens van bijvoorbeeld ADHD, dyslexie of een angststoornis zouden schoolteams zich veel vaker de vraag behoren te stellen wat er nog méér aan de hand kan zijn. 

Verzin alternatieven, behalve alleen te varen op die medische ‘verklaring’. ‘Zoals bij het jongetje dat elke dag rond 10.00 uur heel erg druk wordt’, houdt hij voor. ‘Heeft hij nou een hyperactieve stoornis of speelt er iets anders? Dan kom je er misschien achter dat het kind thuis geen ontbijt krijgt en door een hongerprikkel halverwege de ochtend door de klas stuitert.’ 

Geen lespakket maar riolering

Jongeren, hun ouders en leraren, de jeugdhulp en overheden zouden gebaat zijn bij méér aandacht voor de context waarin problemen zich voordoen, meent Wienen. Hij geeft een ‘hoog-over’ voorbeeld: ‘Kinderen hadden vroeger last van allerlei aandoeningen die te maken hadden met gebrekkige hygiëne. Dat is niet opgelost met medicalisering of lespakketten over handen wassen, maar door riolering aan te leggen.’ Met het veranderen van de context verdween het probleem. 

Een actueler voorbeeld is het ‘IJslandse preventiemodel’. Daarmee is problematisch overmatig middelengebruik onder IJslandse jongeren succesvol aangepakt door jongeren uit hun eenzaamheid en isolement te halen door allerlei vormen van community building. Door te sleutelen aan de context, behoren IJslandse jongeren nu tot de nuchterste van Europa. ‘Kijk naar de context, in plaats van alleen gericht op het individu. Nogmaals, dat zal moeten om de jeugdhulp beschikbaar te houden voor kinderen, jongeren en ouders die dit nodig hebben.’  

Inspiratie nodig?

Inspiratie nodig bij het denken en praten over normaliseren in de jeugdzorg? De notitie ‘Leidende principes voor normaliseren en de-medicaliseren’ van de gemeente Pijnacker-Nootdorp kan opgevraagd worden bij het secretariaat van Divosa, e-mail secretariaat@divosa.nl.