De tweede kamer is oorlogsgebied en de wereld draait door, nog wel

De tweede kamer is oorlogsgebied en de wereld draait door, nog wel

22 november 2022 door Rob van Boven en Luuk Mur Reageer

Het krachtenspel in een gezin of een groter systeem is vergelijkbaar met wat er zich afspeelt binnen een individu. Dit willen we toelichten.

Om te beginnen kan iemand niet één zijn, want hoe valt het anders te begrijpen dat we conflicten in onszelf hebben. Een conflict vraagt op z’n minst twee partijen. Het door ons gehanteerde model over het krachtenspel in het individu maakt gebruik van drie partijen. Net als in een echt gezin stellen we dat er sprake is van een intern gezin en we noemen het gezinshoofd de Volwassene. Deze is de waarnemer van interne gedachten, gevoelens en ervaringen en hij of zij is verantwoordelijk voor het interne gezin. Het is de nieuwe ouder voor het interne gezin. Eerst waren onze ouders verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van ons als kinderen. Als volwassenen zijn we nu zelf verantwoordelijk om zorg te dragen voor onze levenskwaliteit.

De twee andere (interne) gezinsleden zijn twee ‘kinderen’ in ons.

Het ene ‘kind’ noemen we het kwetsbare kind. Het kwetsbare kind is in principe in het hier en nu. Het is impulsief en start met een ongestoorde verbondenheid met de wereld om zich heen. In deze verbondenheid blijkt een nog absoluut vertrouwen in het leven en de wereld. Voelen en doen gaan in elkaar over zonder aarzeling. Het herbergt onze levenslust en eigenheid.

Het andere ‘kind’ noemen we het daadkrachtige kind. Dit deel komt in ons leven als we ons apart gaan zien van de wereld om ons heen. Dit deel wordt duidelijk als het zich gaat oefenen in NEE. Het realiseert zich een eigen wil die niet meer vanzelfsprekend samenvalt met de wil van de ander. Het leert ook hoe het heeft op te treden om voor elkaar te krijgen wat het wil. Het daadkrachtige kind is daarmee de strateeg in onze interne familie.

Vanaf het moment dat het kind zich los van de wereld gaat ervaren, ontwikkelt het veronderstellingen over zichzelf en de wereld. Het wil zichzelf leren begrijpen in relatie tot zijn wereld. Het ontwikkelt een soort geloofsprogramma over hoe het met de wereld moet omgaan. Deze veronderstellingen zullen langzamerhand naar de achtergrond van het bewustzijn glijden, waardoor het een vanzelfsprekendheid krijgt. Het wordt de bril waarmee het de wereld bekijkt. Het daadkrachtige kind is, als we volwassen zijn, de interne prediker van het geleerde geloof. Dit geloof is geënt op de tijd dat de interne Volwassene nog geen rol speelde in ons leven. Als de Volwassene in ons interne gezin een rol begint te spelen is dit deel nog steeds blootgesteld aan de prediking van het daadkrachtige deel. Hier kan het mis gaan aangezien waar we als kind mee te maken hebben gehad in onze opvoeding niet hetzelfde hoeft te zijn als waar we als volwassene mee te maken hebben. Als volwassene kunnen we immers onze eigen relaties zelf kiezen. We kunnen en zullen als volwassene in situaties komen waar ons geloof niet voor is toegerust en we zullen daardoor verkeerde keuzes en strategieën gaan aanwenden.

In een ideale wereld zouden we als kind leren dat we welkom zijn met onze eigen wil, (niet dat we alles mogen doen wat we willen), eigen gevoelens, eigen gedachtes en eigen verlangens. En ook dat het veilig is om te zijn wie we zijn en dat we daarmee voor de dag mogen komen. Onze wereld is helaas niet ideaal, waardoor we in meer of mindere mate niet altijd welkom leren te zijn en dat we ook leren dat het niet altijd veilig om je zelf kenbaar te maken aan je omgeving. Voor het deel dat onze ouders ons als kind zouden moeten leren in een ideale wereld maar niet doen, moeten we als kind zelf een oplossing vinden. De tacticus, het daadkrachtige kind moet die oplossingen vinden en wordt daardoor een Overlever. Een voorbeeld hiervan is dat het kind emotioneel verwaarloosd wordt en een geloof ontwikkelt dat verbondenheid betekenisloos blijkt. Het daadkrachtige kind wordt dan voor een deel een Overlever. Het kan z’n behoefte aan verbondenheid opgeven en gaan geloven dat het niemand emotioneel nodig heeft. Het denkt bijvoorbeeld ‘ik red mezelf wel, ik toon mijn kwetsbaarheid niet meer’.

Vervolgens kan het als Overlever het leven zo inrichten dat het besef van machteloosheid vermeden wordt door aanhoudend zelf bezig te zijn macht uit te oefenen. Dit deel wordt dan met name een strijder. In een ideale wereld zal om op te groeien tot volwassene er een harmonieuze samenwerking zijn tussen het daadkrachtige kind en het kwetsbare kind. Ze zijn dan complementair aan elkaar. Hoe minder ideaal de opvoedingssituatie is, des te meer zal deze samenwerking verstoord zijn. Het daadkrachtige kind als Overlever kan zelfs een haatverhouding ontwikkelen tot z’n interne broertje of zusje, het kwetsbare kind.

We moeten overleven als we geloven in een wereld te leven waar we niet welkom zijn en waar het niet veilig is. Als we moeten overleven moeten we op onze hoede blijven voor potentiële bedreigingen. We moeten veiligheid verkrijgen door zekerheden. We hebben ons bezig te houden met straks om voorbereid te zijn op de veronderstelde gevaren. Ook moeten we om veiligheid te waarborgen, in het geval dat strijden het hoofdkenmerk is van de overlever, machtsvertoon ten toon spreiden, opdat de ander bang is en geïntimideerd blijft. Als in ons interne gezin het oorspronkelijke daadkrachtige kind zich voor een groot deel heeft moeten vervormen tot een Overlever, dan zal dit deel in ons veelal de baas blijven, zonder dat we dat door hoeven te hebben. De interne Volwassene in ons kan volledig geïndoctrineerd zijn door de Overlever, waardoor er geen merkbaar verschil hoeft te zijn tussen de Volwassene en de Overlever. De Overlever heeft vaak geleerd dat de ander niet te vertrouwen is en zal dus het vertrouwen niet vanzelfsprekend schenken aan de Volwassene in het interne gezin.

We zijn de mening toegedaan dat politieke leiders vaak Overlevers zijn die strijden tot hun favoriete strategie zijn gaan zien. De politieke leider treedt de (politieke) wereld tegemoet met strategieën die horen bij overleven als strijder, met als effect dat het vanzelf een wereld wordt die feitelijk bedreigend wordt. De politiek leider zal dan ook een cultuur waarmaken waar strijden gaandeweg gerechtvaardigd is. Een cultuur van het gelijk willen hebben, ieder voor zich, wantrouwen, manipuleren, liegen of relevante informatie achterhouden, escaleren, opportunisme waarbij lange termijnvisie veelal geen belang heeft, het vermijden van dialoog en willen winnen om niet te verliezen. Algemeen welzijn, versterken van verbondenheid en zorgen voor rechtvaardigheid heeft geen groter belang dan om als reclame te dienen om kiezers voor zichzelf te winnen. Geuit door de politicus verslaafd aan macht zijn het holle frases. Iedereen heeft uiteindelijk ruzie met iedereen en het is altijd de schuld van de ander. Op dit moment zien we in onze eigen tweede kamer het resultaat van politici die als voornaamste doel hebben om te strijden. Deze politici zijn onze cultuurdragers en vanzelfsprekend heeft hun conflictueuze gedrag, aansturend op escalatie, effect op de manier waarop we in de samenleving met elkaar omgaan.