Voor kinderen is een heel dorp nodig (1).

Voor kinderen is een heel dorp nodig (1).

We zijn van mening dat de groei van het aantal gezinnen dat te maken krijgt met jeugdhulpverlening, vrijwillig of gedwongen, iets zegt over onze samenleving en dat hier veel te weinig oog voor is. In de huidige samenleving staan opvoeders er vaak te alleen voor en als er problemen ontstaan, wordt er gereageerd met geslotenheid naar de omgeving. Er is schaamte over de problemen, vanuit het geloof dat je als ouders deze problemen zelf moet kunnen oplossen. We leven in onze samenleving steeds meer met het idee dat we niet afhankelijk moeten zijn in de omgang met anderen. Afhankelijk van elkaar zijn wordt beleefd als falen. Dat beeld wordt ons van jongs af aan aangereikt en we gaan erin geloven alsof het waarheid is. Het is een gedeeld cultureel geloof.

Wij denken dat het juist het samengaan van de behoefte aan verbondenheid en autonomie en de samenhang daartussen meer recht doet aan waar mensen werkelijk behoefte aan hebben. In onze cultuur herhalen we steeds weer de mantra van de autonome mens met zijn unieke identiteit. Vaak staan omstanders veel te onverschillig t.o.v. van de opvoedingsproblemen die we om ons heen zien. We praten erover, maar hulp aanbieden is vaak buiten ons perspectief. We zijn te veel gericht op onze eigen belangen en iedereen moet zichzelf maar redden.

Adviezen van anderen zijn vaak ook niet welkom, omdat dit het beeld van de autonome mens, die toch wel zijn eigen kinderen kan opvoeden, geweld aan zou doen. Het zou mogelijk wijzen op een blijk van ouderlijk falen. Het tegendeel is natuurlijk het geval. Zaken onder ogen durven zien waar je zelf of samen niet uitkomt, getuigt van moed en verantwoordelijkheid nemen. Verantwoordelijkheid ervaren om problemen op te willen lossen die het welzijn van de kinderen storen. Onze kennis, ervaring en zelfinzicht is voor ieder begrensd, wij als individu zien het geheel niet. We hebben toegang tot deelaspecten van kennis over onszelf en over hoe onze kinderen te begeleiden om een volwassen leven te kunnen leiden waar ze blij mee kunnen zijn. We doen er verstandig aan om onze kennis en ervaring in het opvoeden van onze kinderen te bundelen.

Onze kinderen attenderen ons als opvoeders erop dat er iets niet goed gaat. Over het algemeen kunnen ze niet een analyse geven van wat er misgaat, maar ze gaan wel zorg-oproepend gedrag vertonen. Het kind heeft er vaak geen woorden voor, maar voelt uitstekend wat er speelt. Zorg-oproepend gedrag moet voor ouders het signaal zijn dat hun aanpak bijgesteld dient te worden naar het kind. Het kind is in principe niet het probleem, maar geeft aan dat er een probleem in de opvoeding is, thuis of op school. 

“It takes a village to raise a child” is ons motto bij de bespreking van gezinnen die in de pedagogische moeilijkheden zitten of zaten. Op die manier willen we duidelijk maken dat we het sociale netwerk kunnen en moeten inzetten bij het oplossen van opvoedingsproblemen. Daarmee doorbreek je het isolement waar het gezin zich vaak in bevindt en maak je gebruik van de deskundigheid in het netwerk. We zijn van mening dat het huidige model, met zijn vele doorverwijzingen naar behandelaars in de jeugdzorg, niet aansluit. Het huidige model denkt veelal vanuit pathologie, in plaats van gebruik te maken van mogelijkheden die er zijn in de omgeving qua kennis, ervaring en betrokkenheid.

We willen in een aantal artikelen onze denkwijze nader toelichten en in dit eerste artikel in een reeks gaat Sippie Donkervoort in op haar eigen jeugd. Ze is tegenwoordig kwaliteitsmanager in het ziekenhuis van Drachten. Haar volledige levensverhaal is te lezen op haar website: www.sippiedonkervoort.nl.

                                                                       ***

Ik ben op 28 juni 1971 geboren in Nijega (Smallingerlend), in een stacaravan op het erf van mijn familie. Hier was ik samen met mijn ouders en zusje. Mijn ouders waren destijds 18 en 19 jaar oud en mijn zusje was net 1 jaar oud geworden. Mijn vader kwam uit Gelderland en mijn moeder uit Friesland, ze hadden elkaar via wederzijdse familie ontmoet. We woonden tijdelijk in deze stacaravan, omdat ik geboren moest worden en mijn ouders voor het werk van mijn vader (rietdekker) in Frankrijk van villa naar villa trokken en daar dan ook tijdelijk in een stacaravan woonden. “Zou daar dan mijn liefde voor het kamperen in Frankrijk gelegd zijn?”.

Ik heb mijn eerste levensjaren veel in Frankrijk mogen doorbrengen. Hier liggen dan ook de fijne herinneringen die ik koester en deze herinneringen geven mij de juiste energie, wanneer ik terugdenk aan mijn jeugd. Waarvan ik nu weet dat mijn ouders het toen helaas niet gelukt is om hun eigen leven en dat van ons in de juiste banen te leiden. Mijn ouders hadden toen al veel ruzie en de alcohol vloeide rijkelijk.  Mijn vader had passie voor zijn vak en was ook een expert. Hij was ambitieus en wilde geld verdienen voor zijn gezin, waar hij trots op was. Hij reed al op jonge leeftijd in een spiksplinternieuwe auto en genoot daar samen met ons van als hij in Friesland en Gelderland op bezoek ging bij familie. Mijn moeder had heimwee als we weer teruggingen naar Frankrijk en vond het heel erg zwaar met twee kleine kinderen. De ruzies waren hevig, zoals ik mij kan herinneren, met lichamelijk geweld en veel woede naar elkaar toe. Toen mijn oudste zus naar de kleuterschool moest besloten mijn ouders om naar Friesland te verhuizen. Mijn ouders bevonden zich in een isolement. Er was onvoldoende netwerk dat een dramatische gang van zaken kon voorkomen.

De alcoholverslaving van mijn ouders zorgde ervoor dat er van een adequate opvoeding geen sprake was. Wij als kinderen kregen buikpijn, aten slecht met als gevolg ondergewicht en achterblijven in groei, waarvoor we regelmatig voor controle moesten komen bij de schoolarts. Door de buikpijn ging ik te vaak niet naar school, daardoor ben ik een jaar blijven zitten op school, omdat ik te veel gemist had. Ook ben ik hiervoor opgenomen geweest in het ziekenhuis. Mijn zusjes waren, als ik achteraf terugdenk, passief en (te)rustig voor hun leeftijd. We hadden vaak infecties met veel antibiotica als gevolg, waardoor ons gebit er slecht aan toe was toen we in het pleeggezin kwamen. Mijn pleeggezin was voor mij een onmisbare steun.

Een goed sociaal netwerk is volgens mij essentieel om ondanks tegenslagen wat van je leven te kunnen maken. Ook is de aandacht en liefde van de medemens nodig om te “helen”, wanneer je je als kind al anders voelt en door je leeftijdsgenootjes buitengesloten wordt. Als ouders een voorbeeld zijn naar hun kinderen om er te zijn voor hun medemens, dat doen kinderen dat ook. We zien dat nu ook bij de Oekraïne slachtoffers. Onze samenleving kan het wel maar voelt onvoldoende de noodzaak om dit te geven aan mensen dichtbij. Niemand kiest ervoor verslaafd te raken of er een puinhoop van je leven en de opvoeding van de kinderen te maken. We moeten gaan inzien dat hier een vraag om hulp gesteld wordt, aan ons als medemens en zeker niet in de eerste plaats aan de professionele Jeugdzorg.

Als ervaringsdeskundige herken ik de situatie maar al te goed. We moeten beter luisteren naar het zorg-oproepende gedrag van kinderen en inzetten als middel om de zorg preventief te verbeteren. Het systeem draait nu op “sick care” in plaats van “health care”.