Het volk mort (4) – haten.

Het volk mort (4) – haten.

Het lijkt erop dat we ons meer verbonden voelen met geld en macht, dan met elkaar, de natuur en rechtvaardigheid. Er heeft een omkering van waarden plaatsgevonden en deze is nog steeds gaande. Hoe doen we dat, hoe zorgen we ervoor dat we massaal met deze omkering van waarden bezig zijn? Hoe komt het dat we steeds individualistischer worden, terwijl we weten dat sociale verbondenheid voorwaarde is voor een mooi en goed leven. We stellen ons de vraag of het mogelijk is om geboden voor een ongelukkige samenleving op te stellen en zo te reflecteren op wat we fout doen? Vandaag gaan we in op haten.

Gebod 4. Deel mensen op in categorieën en zie de categorieën als feiten. Ga over tot haatinductie.

We geven het toe, ook wij behoren tot een categorie, namelijk tot die van oude boze mannen, zogenaamde boomers. Boomers hebben volgens andere categorieën mensen verkeerde meningen. Dat zou geen probleem hoeven zijn, tenzij mensen een hekel hebben aan andere meningen. Marcia Luyten, econome, journaliste en televisiepresentatrice, is duidelijk: boomers moeten eigenlijk minder invloed hebben in de politiek, omdat ze reactionair zijn en te weinig belangstelling hebben voor een leefbare aarde. Ook columnisten in de Volkskrant en Trouw stelden voor om het stemrecht van ouderen aan te pakken. En tweede kamerlid Corinne Ellemeet vindt dat doorbehandelen op je zeventigste niet altijd de juiste keuze is. Ze stelt voor dat een geriater aanschuift als er beslist gaat worden over een dure behandeling voor een zeventigplusser. Boomers vormen dus een probleem. We leven in het verleden en we snappen de toekomst niet meer. Ga maar fijn naar Johnny Cash en Bob Dylan luisteren en verkoop vooral je auto, want jullie hebben genoeg schade aangericht. En ga a.u.b. kleiner wonen, want door jullie is er een groot tekort aan woningen ontstaan. We zijn teruggebracht tot een categorie om te haten. Erasmus MC-hoogleraar Johan Mackenbach schreef in het tijdschrift Medisch Contact een artikel vanuit het idee dat de wereld dreigt te vergaan en dat we dan zullen moeten kiezen of we wel moeten inzetten op levensverlenging, wetende dat de ecologische ruimte schaars is. Ieder levensjaar voor huidige generaties ten koste gaan van volgende generaties. Kortom, kunt u overwegen om vrijwillig af te zien van zorg, want u neemt schaarse ecologische ruimte in.

Is er een grens aan de hoeveelheid haat die je kan verdragen? Deze vraag dringt zich op als we de massale haat berichten op met name de sociale media aan ons voorbij zien gaan. Waar ligt de grens van wat je kan verdragen?

Sigrid Kaag, Caroline van der Plas en natuurlijk Geert Wilders zijn bekende slachtoffers van massale haat. Volgens het Openbaar Ministerie bereikte het aantal bedreigingen het afgelopen jaar een recordhoogte. Haat beperkt zich al lang niet meer tot politici. Iedereen met een mening kan haat over zich heen krijgen.

Er was een tijd dat tegenover een mening een andere mening stond en dat leidde dan tot een dialoog. We discussieerden, scherpten onze argumenten in het debat, want tegenovergestelde meningen geven nieuwe energie. We wisten dat iets zonder zijn tegendeel niet eens kan bestaan en zeker in de politiek weet niemand hoe het moet, we hebben slechts meningen. Dat is de wijsheid van de rechterhemisfeer, die weet dat we de waarheid niet kennen. Voor de linkerhersenhelft is een andere mening een bron van stress, die teniet gedaan moet worden. De rechterhemisfeer kan de andere mening waarderen, voor de linkerhemisfeer is dat niet mogelijk, het moet in zijn model passen.

We maken categorieën en denken dat deze categorieën feitelijk zijn, ook in de politiek. Enkele aanduidingen zijn extreemlinks, extreemrechts, dom-rechts, bruin-rechts, rijk-links, Poetin-lover, haatheks. Het gaat er steeds om van verschillen een onoverbrugbare kloof te maken, waarbij mensen uit de andere categorie moreel verderfelijk zijn. De ene partij wenst dat de andere partij niet bestaat. Wij komen nog uit de tijd dat Wiegel in een verkiezingsdebat zijn tegenstander Den Uyl voor de voeten wierp dat Sinterklaas nog bestaat en hij zit daar zit, daarbij wijzend naar den Uyl. Het was 1972, er was strijd in combinatie met respect, humor en waardering. Een verschil was nog geen reden tot een aanval op verbondenheid.

Verschil en verbondenheid hebben elkaar nodig om vooruitgang te boeken. Tegenstellingen en oppositie zorgen voor creativiteit. Als je datgene dat verschilt van je volledig wil uitsluiten, dan ontstaat extremisme. En juist daardoor grijpen diegenen met een ander standpunt naar machtsmiddelen en is de dialoog verdwenen. De rechterhersenhelft (In-de-wereld-zijn) kan dat snappen, die raakt niet in de stress door andere meningen. De linkerhersenhelft, levend vanuit een model(geloof) kan daar niets mee en wordt agressief van een andere mening en gaat haten. Het is de linkerhersenhelft die extremist is, of het nu politiek links of rechts is, de extremisten lijken op elkaar.  

We hebben twee asymmetrische hersenhelften die ieder op een eigen wijze in de wereld staan. Twee vormen van bewustzijn, de rechterhersenhelft ervaart en de linkerhersenhelft leeft vanuit een model dat beleefd wordt als de “waarheid”. Daarom verdraagt de linkerhersenhelft moeilijk tegenstellingen. De extremen zitten in onszelf en als we dat zouden snappen en erkennen dat kunnen we ook meer in contact komen met onze eigen donkere kant, leerde Carl Jung ons al. De donkere kant is echter een kant die niet in het licht van ons bewustzijn verkeert, we houden het in het donker.

Een categorie is een veralgemenisering, een bouwsteen voor een model van de levende werkelijkheid, dus typisch iets voor de linkerhersenhelft. Een categorie kan een ernstige vervreemding van de werkelijkheid worden, als deze gebruikt wordt om specifieke doelen te bereiken. De verkiezingen komen er weer aan, dus de verschillen worden weer uitvergroot. Andere politici worden lelijk gemaakt om zelf mooi te lijken. Om de kiezer te paaien is alles geoorloofd, ook het indelen van een ander in een categorie. Door deze categorieën te hanteren als feiten, doen we het lijken alsof we als mens verschillen. Terwijl we als mens, lijkt ons, in ons behoefte pakket in het geheel niet verschillen. De verschillen zitten over het algemeen in wat we zijn gaan geloven en dat geloof hanteren we als waar.

Als we een groep mensen als feitelijk anders gaan zien, kunnen we makkelijk geloven dat we niet verbonden zijn. De geconstateerde verschillen kunnen gezien worden als bewijs dat zij anders zijn. Een verschil is daarmee een barrière tussen ons en hen. Als zij nu anders zijn dan wij, vertegenwoordigen zij zogenaamd iets onbekends en dat krijgt vaak de betekenis toegekend van niet veilig en omdat het als onbekend wordt gezien, zijn we vrij om van alles te projecteren op het onbekende. Vanwege de toegedichte onveiligheid zijn deze projecties over de anderen meestal niet gunstig. De weg is nu vrij om elkaar te bevechten en elkaar te gaan haten.