Overleven als identiteit.

Overleven als identiteit.

Ons overlevingsinstinct probeert ons uit pijnlijke situaties te redden. Wanneer we fysieke of psychische pijn ervaren dan is onze reactie vechten, vluchten of bevriezen. Vernederende ervaringen, als voorbeeld, kunnen er toe lijden dat toekomstige sociale situaties uit de weg gegaan worden of dat een psychologisch verdedigingsmechanisme gebruikt wordt om de pijn af te weren (ontkennen, projecteren). De pijnlijke ervaring blijft zijn werk achter de schermen nog steeds doen, maar nu afgedekt, begraven ergens in ons systeem. We benaderen vervolgens de wereld vanuit een set van aannames die we projecteren op onze wereld. Met deze vooringenomen aannames gaan we onze omgeving strategisch benaderen hopende herhaling van pijn te voorkomen. Op deze wijze verwijderen we ons van authentiek contact. De rechterhemisfeer is het gedeelte van de hersenen dat ervaart. Het is het terrein van puurheid, openheid en eigenheid. De linkerhemisfeer leeft vanuit concepten en maakt modellen van de ervaring van de rechterhemisfeer. Hoe meer we het rechtstreeks ervaren loslaten, hoe meer we vervallen in denken in modellen.

De linkerhemisfeer kan de rechterhemisfeer ondersteunen bij het profileren van de eigenheid in de wereld. De linkerhemisfeer kan daarmee ook onze eigenheid beknotten om vermoedelijke pijnlijke ervaringen te voorkomen. Als de linkerhemisfeer op basis van ervaringen de conclusie getrokken heeft dat je als kind ongewenst bent, kan het geloven dat het verstandiger is je niet te veel te uiten en je in te houden in contact met anderen. Leven wordt zo overleven.

Er ontstaat een doorlopende interne dialoog tussen ‘de Overlever’ en het ‘Authentieke kind’. De Overlever probeert zijn stempel te drukken op hetgeen je doet, onderdrukt het authentieke zelf, teneinde veiligheid te garanderen. Situaties die lijken op situaties waarin je de pijn ervaren hebt, worden vermeden. Spiritualiteit en inzichtgevende psychotherapie kunnen helpen de weg terug te vinden, van bedacht verhaal om pijnlijke gevoelens te vermijden terug naar authentieke beleving. Begrijpelijk dat bewustwording gepaard gaat met onaangename gevoelens, met als toekomstige beloning schoon ervaren.

De Overlever kan zo dominant geworden zijn dat vergeten is dat er ook nog een authentiek zelf is. De Overlever heeft een geloof ontwikkeld en van daaruit handelt het om het individu te beschermen. Dit geloof projecteert hij over de omgeving. De Overlever gelooft dat de ander niet te vertrouwen is, dat is zijn waarheid. De linkerhemisfeer domineert steeds nadrukkelijker en denkt geen rechterhemisfeer meer nodig te hebben, omdat deze door zijn “naïviteit” problemen kan veroorzaken. Het verdoven van pijnlijke gevoelens door af te leiden van de rechtstreekse ervaring wordt gewoonte, een identiteit. Het weglopen van pijnlijke ervaringen heeft tot gevolg dat ‘pijnlijk’ verandert in een leven in de overlevingsmodus: bezorgd, somber, verslaafd, constant afleiding zoekend, wantrouwend, in concurrentie met de ander, kortom lijdend.

Dat de linkerhersenhelft de rechterhelft domineert is niet een natuurlijke staat van zijn. Onze start in dit leven is juist andersom en bij een gezonde ontwikkeling zijn rechter- en linkerhemisfeer complementair aan elkaar.

 De hiërarchie omwisseling en het niet goed samenwerken zijn het gevolg van gemankeerde opvoeding, waarbij we als kind onvoldoende veiligheid ervaarden en we niet voldoende validatie kregen in het mogen zijn wie we zijn. Mogelijk dat de opvoeders zich niet veilig voelden in hun leven en daarom ook geen veiligheid konden doorgeven aan hun kinderen. Of de opvoeders vormden zelf een gevaar voor hun kinderen.

We dienen als opvoeders onze kinderen te valideren opdat ze mogen zijn wie ze zijn. Dit kan in meer of mindere mate uitblijven of we geven onze kinderen zelfs negatieve definiëring mee over wie het is. Het kind moet dan zelf zorgen voor veiligheid en moet aan het werk om positieve validatie uit zijn omgeving te krijgen. Om veiligheid te generen, terwijl het houvast mist van de opvoeders, zal het dit gaan zoeken in het denken. Als het denken als houvast moet dienen, en dus niet dat wat we ervaren, dan gaan we dit als feiten zien; zo is het en niet anders. Het kind activeert hiermee de linkerhersenhelft en deze moet dienen als steun en toeverlaat. Het kind zal dan situaties en gevoelens willen domineren, in plaats van te vertrouwen op eigen mogelijkheden ingegeven door de rechterhersenhelft om situaties tegemoet te treden.

Om positieve validaties te oogsten vanuit de omgeving zal het gedrag van het kind zich doorzetten in het volwassen leven. Wat dienen we te doen zodat onze omgeving blij met ons is, blijft ons dan bezig houden. Je kan je dan niet meer permitteren om je primair op de je eigenheid te oriënteren. Vanuit onze linkerhersenhelft, geworden tot een Overlever, die nu de dominante hersenhelft is, gaan we ons aanpassen, strijden of terugtrekken. Hiermee is de complementariteit tussen de twee hersenhelften en de onderlinge hiërarchie omgedraaid. In plaats van elkaar benaderen vanuit vertrouwen, waarin we ons veilig bloot kunnen geven aan de ander, treden we de ander “gewapend” tegemoet vanuit onze Overlever.  Gevolg is dat we geen fundamentele behoefte bevrediging ervaren en ons heil zoeken in substituties.