Kampioen kinderen weghalen bij de ouders.

Kampioen kinderen weghalen bij de ouders.

Hebben wij bijzondere kinderen in Nederland? Kunnen we niet meer opvoeden? We zijn Europees kampioen kinderen uit-huis-plaatsen. Kinderen worden uit het gezin gehaald en geplaatst bij pleegouders, in een gezinshuis of een open of gesloten instelling. Gevolg is vele ouders die ontroostbaar zijn en kinderen die opgroeien met het idee dat ze iets fundamenteel verkeerds hebben gedaan waardoor dit zo moest lopen. Ze zullen het hun hele leven met zich meedragen en vaak zijn ze zo geraakt dat traumatherapie nog weinig te bieden heeft.

Op 19 oktober kwam via het CBS naar buiten dat 1115 kinderen van toeslagenouders niet meer thuis mochten blijven. Dat betrof kinderen die uit het gezin gehaald werden in de periode tussen 2015 en 2020. We weten dat dit probleem zich niet beperkt tot de toeslagen-ouders, het is slechts het topje van de ijsberg. In 1998 werden 26000 kinderen uit huis geplaatst, in 2018 waren dat er 46000. De uit huis plaatsingen bij de toeslagenaffaire maken pijnlijk duidelijk dat er bij financiële problemen argwanend naar de ouders gekeken wordt. Ook bij problemen op school, bijvoorbeeld als er geen passend onderwijs is, lopen ouders en kinderen een risico op een bezoek van een Veilig Thuis onderzoeker. Ook ouders die zelf aankloppen voor hulp bij een instelling voor Jeugdzorg vergroten daarbij het risico dat Veilig Thuis zich er mee gaat bemoeien, omdat de hulpverlener zich verplicht acht zich aan de meldcode te houden. Vrijwilligheid en samen problemen onderzoeken en oplossen, worden vervolgens omgezet in drang en dwang. Samen wordt tegen en luisteren wordt opdrachten geven en eisen. 

De problemen in de jeugdbescherming zijn al in diverse onderzoeken vastgesteld. Veilig Thuis is de organisatie waar de problemen vaak beginnen. Zij doen vaak als eerste onderzoek en hun bevindingen gaan vervolgens mee in het parcours dat ouders en kind afleggen in de jeugdbescherming. Een drietal problemen bij Veilig Thuis:

Er is een gebrek aan waarheidsvinding bij Veilig Thuis, feiten en meningen worden niet goed van elkaar onderscheiden. 

Ouders worden onder de voet gelopen door de onderzoekers van Veilig Thuis. Ouders zijn over het algemeen niet in staat een advocaat te betalen en ze hebben geen informatie over rechten van ouders en kinderen. Ouders worden vaak zo overvallen door de werkwijze van de onderzoeker dat ze in shock raken, in een overlevingsmodus komen en vervolgens achter de feiten aanlopen. Een klacht indienen tegen Veilig Thuis betekent dat je maanden bezig bent en inmiddels staan je kinderen al onder toezicht.

Er is een groot gebrek aan deskundigheid bij de onderzoekers en hulpverleners. Dit komt mede omdat er veel mensen vertrekken en de voorkeur geven aan een andere werkkring.

Het is allemaal zo ondermaats dat veel mensen het niet kunnen en willen geloven, zeker de hulpverleners zelf niet. Als een documentaire zoals ‘Goede Moeders’ voor opschudding zorgt is er altijd wel een bestuurder die met wollig taalgebruik zijn organisatie gaat verdedigen. Ook bij de toeslagen affaire kwam de Raad voor de Kinderbescherming met de verdediging dat armoede nooit als enige argument gebruikt wordt voor een uit huis plaatsing. Het zal best, maar armoede komt ook nooit alleen, bondgenoten zijn stress, trauma en depressie.

Als de onderzoeker van Veilig Thuis op een rechtvaardige samenwerking met de ouders gericht zou zijn, dan kan er iets moois voortkomen uit hun op zich belangrijke werk. In een ideale wereld zou hulpverlening er zijn om hulp te bieden en dit te doen door naast en niet boven de hulpvrager te gaan staan. In het gezin is alle benodigde (verscholen of niet) informatie aanwezig, waardoor ze informatie-expert van zichzelf zijn. De hulpverlener is expert in het mogelijk maken van transities in gezinnen naar meer samenwerking gericht op het bevorderen van welzijn van het gehele gezin. Als in een dergelijk proces blijkt dat de samenwerking tussen gezin en hulpverlening niet uit de verf komt, dan is dat het volgende onderwerp van het samenwerkingsproject. Als beide partijen hier niet samen uitkomen dan is het relatie-verstorend als vervolgens diezelfde hulpverlening met macht ingrijpt, met de mogelijke interventie van uithuisplaatsing als eenzijdige beslissing.

Gebruik maken van macht om iets te bewerkstelligen genereert juist onveiligheid en zeker voor het kind. Bij een uit huis plaatsing komt het kind tevens in een loyaliteitsconflict naar de ouders. Gaat het goed in het pleeggezin, dan geeft het kind daarmee het signaal af “mijn ouders faalden”. Het is dus maar de vraag of het kind het dan goed mag laten gaan. Verder is een uithuisplaatsing een traumatisering voor de meeste betrokkenen in een gezin. Als het voor het kind onveilig is in het gezin, dan zou er in eerste instantie gezorgd moeten worden voor veiligheid in dat gezin, eventueel door de benodigde begeleiding in te zetten. Lukt het niet om zo tot meer veiligheid te komen, dan dient een derde onafhankelijke partij erbij gevraagd te worden die bemiddelt en als het nodig is kan ingrijpen. Uitvoerende macht (hulpverlening) dient niet samen te vallen met rechterlijke macht (de derde partij).

We moeten af van het idee dat uit huis plaatsing voor kinderen altijd een weg naar veiligheid is. Dat is niet zo. Ook in pleeggezinnen ruziën ouders en scheiden ouders, ook, of juist, in instellingen worden kinderen verwaarloosd en misbruikt.